De Steen


Zachtjes deed de man de voordeur dicht. Bijna op zijn tenen liep hij over het tuinpad, af en toe voorzichtig achterom kijkend naar het slaapkamerraam boven. Geen beweging te zien, geen gordijn dat langzaam werd verschoven. Pas na zo’n vijftig meter, bijna aan het eind van de straat, durfde hij weer vrijuit te lopen. Hij zette er ook onmiddellijk de pas in. Zijn doel lag zo’n vier km verderop en hij had een afspraak waar hij niet te laat mocht komen. Daar hield zij helemaal niet van, dat wist hij maar al te goed. Gelukkig was hij niemand tegengekomen, dacht hij, toen hij de rand van het dorp had bereikt. Er gingen al geruchten genoeg over hem. Hij begreep niet waarom, hij deed toch niets bijzonders? De zon zou hij vanmorgen niet zien, dat was duidelijk. De lucht bestond uit een ondoordringbaar grijs. Precies zoals hij het graag zag. Hij keek al uit naar zijn gesprek straks. Opgelucht. Vandaag zouden ze beslissingen gaan nemen, zo hadden ze de laatste keer afgesproken. Het kon toch niet eeuwig zo doorgaan, had hij haar gezegd. Dat is niet goed voor jou en niet voor mij. Zij had zich er bij neergelegd. In zijn rugzak zat een fraai beschilderde steen. Speciaal voor haar gemaakt, als aandenken. Hij moest nu toch een beetje doorlopen, zag hij op zijn horloge. De grijze lucht was langzaamaan donkerder geworden. En er vielen regenspatten. Hij liep langs het ven in het bos. Een smal kronkelig pad. Het water leek wel zwart. Luguber vond hij het plotseling, hij kreeg er een onaangenaam gevoel bij.

Vreemd, hij had hier al zo vaak gelopen, altijd had hij zich op zijn gemak gevoeld. En nu… Het hek knarste, toen hij het open duwde. Een bekend geluid dat hem geruststelde. Hij liep het pad op en nam daarna het tweede pad rechts. Bij de derde steen links stopte hij. Op de boomstronk naast het graf ging hij zitten, zoals altijd. Hij maakte zijn rugzak open en nam er de steen uit. Voor jou, zei hij, geschilderd in je lievelingskleur. Ik weet dat je nog steeds alles ziet. Daarom leg ik hem zo neer dat je er altijd naar kunt kijken. En aan ons kunt denken. Vandaag nemen we afscheid van elkaar, dat moet je een keer doen in je leven. We gaan allebei door op onze eigen manier. Door aan elkaar te blijven denken gaat het verleden nooit verloren. De man ging staan en keek naar beneden in de richting van de steen. Ik zie dat je me ziet, zei hij. Hij zwaaide voorzichtig met zijn rechterhand en liep terug naar het dorp. Daar ging hij zitten op het kleine terras van het oude cafeetje. De drie tafeltjes met elk twee stoelen wankelden op de kleine, ongelijke steentjes van het bijna middeleeuws aandoende straatje. Hij ging er goed voor zitten, hij mocht nu gezien worden. Even later liep hij het pad op naar de voordeur. Hij nam de trap naar boven, ging de slaapkamer in en maakte het bed op. Hij opende de gordijnen. Beneden ging hij zitten in zijn stoel bij het raam. Eindelijk thuis. Allebei.

2 Reactie's

Sorry, het is niet mogelijk om te reageren.