Hebt u nog dorst?

De zon stond bijna strak boven hem. Hij liep op een kaarsrechte weg door de polder. Geen enkele boom te zien aan weerskanten. Waarom staan hier geen bomen, vroeg de man zich af. En hij veegde met zijn rechter bovenarm over zijn gezicht. Links en rechts zag hij in de verte lange rijen met schaduwgevende populieren, essen en wat er zoal langs een weg door de polder staat. Onmisbaar eigenlijk sinds het hier mediterraan begin te worden, dacht hij. In de verte zag hij een huis. Geen stallen of schuren maar gewoon alleen een huis. Ervoor stond een boom, zo groot als hij nog nooit had gezien. Hij vertraagde wat en zag een bankje rond de stam. Daarop zat een oude man. Oh, wat was hij graag op dat bankje gaan zitten. Hij stak voorzichtig zijn hand op en knikte de oude man vriendelijk toe. Kom effe zitten, hoorde hij, dit is het beste plekje van de buurt met dit weer. De man haalde diep adem, hij kon zijn geluk niet op. Graag, antwoordde hij, ik denk dat ik anders het eind van deze weg niet haal. Langzaam knikkend stond de oude man op, zei niets en liep traag dwars door de verzengende hitte het huis in. Er kraaide een haan, dat was het enige geluid dat hij hoorde. Het deed hem denken aan vroeger, de boerderij van zijn oom. Een fijne gedachte. Heel veel verderop in het veld zag hij twee grote vogels staan. Door de zindering van de hitte kon hij niet goed zien wat het waren. Te klein voor ooievaars, te groot voor, pakweg, een grutto. Maar ja, zoveel wist hij er ook weer niet van af. Hij keek om en zag de oude man terug komen lopen. Nog steeds even traag. Maar nu had hij in zijn linkerhand een fles water en rechts zag hij twee bekers. De man ging zich steeds beter voelen. De schaduw van de reuzeboom had zijn werk gedaan. De beker water die hij kreeg smaakte naar meer. Veel meer. De oude man dronk ook voorzichtig zijn beker leeg. Zette hem naast zich neer op de bank. Daarna draaide hij zich naar de man. Ze gaan zich richten op de kernen, sprak de oude. Weet je wat dat zijn, kernen? Dat zijn dorpen. Noem ze dan ook zo, zou ik zeggen. En doe niet net of je iets nieuws verzonnen hebt. Vroeger, zei hij, richtte elk dorp zich ook op zichzelf. Ieder voor zich. En daar zijn mooie, sterke dorpen uit voortgekomen. Kijk maar om je heen hier in de omgeving. Als je allemaal goed voor jezelf zorgt, dus ook voor je eigen dorp, kom je een heel eind. Kun je het nu allemaal wel mooi West Betuwe gaan noemen. Maar als je dan ieder dorp vanuit ‘Geldermalsen’ zogenaamd volop aandacht gaat geven, weet je wel, een kerngerichte aanpak, dan ben je net zo ver als honderd jaar geleden. Ik begrijp wat u bedoelt zei ik tegen de oude man. En u hebt gelijk. Maar ja, ze moeten toch wat. En naar die zelfstandige dorpen kunnen we toch niet meer terug. Er viel een stilte. Hebt u nog dorst?, vroeg de oude man. Nou zeker, zei ik, dit was het lekkerste glas water uit mijn leven. U krijgt niets meer, zei hij. En ik verzoek u uw weg te vervolgen. U hebt begrip voor dat kernengedoe. Dat zint me niet. Maar, probeerde ik nog, terwijl ik langzaam opstond, u kunt toch niet zomaar iedereen wegsturen die iets zegt wat u niet bevalt. Dat kan ik wel, zei de oude man, doe ik altijd. Zo krijg je nooit ruzie en ik kan lekker bij mijn eigen mening blijven. Ik bedankte hem voor het water en liep door naar het dorp in de verte. De kern. 

Geen reactie's

Sorry, het is niet mogelijk om te reageren.